Het legendarische Chelsea Hotel in New York City is een icoon van de tegencultuur van de jaren ’60 en toevluchtsoord voor kunstenaars en intellectuelen als Patti Smith, Janis Joplin, Jim Morrison en de sterren van Andy Warhols Factory. Binnenkort gaat het na een grondige renovatie weer open voor het publiek als een van de meest modieuze luxehotels van New York.
Het beroemde trappenhuis is verworden tot een chaotische bouwplaats. Het handjevol paradijsvogels dat er nog woont, vaak al decennialang, moet zich een weg banen door stukken loshangend plastic. Met lede ogen zien we hoe de kunstzinnige trekpleister langzaam verandert in een luxueus hotel met een spa op het dak. De plek zal voor weinigen van hen daarna nog betaalbaar zijn.
Tientallen excentrieke, vooral oudere huurders wonen al bijna tien jaar tussen de steigers en brokstukken. Tegen deze chaotische achtergrond dwaalt de camera door de gangen, kamers en zalen, terwijl projecties op de muren ons herinneren aan de mythische geschiedenis. De huurders – slachtoffers van kapitalisme – en de muren van het hotel staan voor een keerpunt in een gezamenlijke geschiedenis.
Bijzonderheden
In samenwerking met de vrienden van het Vitruvianum.